Mijn liefde voor sport is een tijdje weggeweest. Als kind sportte ik veel. Sporten was net zo vanzelfsprekend als tanden poetsen en naar school gaan; het was een vast onderdeel van mijn leven. Omdat ik van mijn passie mijn werk wilde maken, behaalde ik mijn zwemtrainersdiploma en ging sporteconomie studeren. Tijdens mijn studie en de daaropvolgende opleidingen begon mijn interesse in sport geleidelijk aan te vervagen. Ik kreeg een relatie, en ineens werd het wedstrijdzwemmen en het geven van trainingen minder belangrijk.
Terwijl ik aan mijn afstudeerscriptie werkte bij het Textielmuseum, ontdekte ik dat cultuur ook een heel boeiend werkveld was, en zo verbreedde mijn interesse. Je zag mij niet meer in het zwembad, behalve op zomerse dagen met mijn kinderen. Zelfs dan had ik vaak geen zin om het water in te gaan. Hooguit om even af te koelen, maar zwemmen deed ik niet meer.
Het herontdekken van mijn passie door mijn dochter
Sport verdween echter nooit volledig uit mijn leven; ik bleef bewegen. Eerst een tijdje in de sportschool, daarna bij een hardloopgroep. Want beweging was iets dat ik nodig had om me fysiek en mentaal goed te voelen. Maar het diepe verlangen dat sport ooit in me had aangewakkerd, leek ver weg.
Totdat mijn dochter haar eerste schaatswedstrijd reed. Ze viel, maar kwam toch over de finish. Ze móest en zou eerste worden, en dat lukte haar ook. Vanaf dat moment had ze de smaak te pakken en kon ze niet wachten tot de volgende wedstrijd. Dit maakte mij emotioneel, omdat ik dat gevoel zo goed kende. De spanning voor de start, de opluchting wanneer het startsignaal klinkt, en het mentale spel dat je speelt om jezelf vooruit te stuwen. Als ik nu in een zwembad lig en iemand voor me zie zwemmen, begint dat oude bandje automatisch af te spelen: "Er naartoe, kom op, je kan het, doorgaan."
De afgelopen maand, toen ik dagelijks naar de Olympische Spelen keek, voelde ik me weer even dat negenjarige meisje dat vol bewondering naar Flo-Jo keek, terwijl ze de 100 meter sprint won. Naast me op de bank zit mijn negenjarige dochter die met dezelfde bewondering naar de atleten kijkt. En ik vraag me af waarom dat gevoel ooit bij mij is verdwenen, of misschien slechts sluimerend aanwezig is geweest.
Wilskracht versus intrinsieke motivatie
Misschien moet ik terugdenken aan mijn eerste baan, toen mijn leidinggevende tegen me zei: "Gwyneth, werken kan niet altijd leuk zijn." Later noemde ik dit het slechtste advies dat ik ooit had gekregen, maar misschien was het wel het beste. Hij bedoelde ongetwijfeld dat je soms dingen moet doen die je niet leuk vindt om een groter doel te bereiken. Ik interpreteerde het destijds als: "Blijf doorgaan op wilskracht, ook als je niet gemotiveerd bent." Voor mij was plezier altijd de maatstaf; als iets niet leuk was, waarom zou ik het dan doen?
Woorden doen ertoe. Plezier kan voor de een kortstondig geluk betekenen, en voor de ander diepe betekenis in wat je doet. Ik besef nu dat het gevoel dat sport mij geeft niet puur plezier is. Het is een kracht die plezier overstijgt—een drang, een verlangen, een innerlijke motivatie die je voortstuwt. Dat gevoel, dat ondanks alles, je toch door wilt gaan.
Als ik in het water spring en mijn eerste baan zwem, voelt het alsof ik zweef, alsof het water mij draagt en ik erdoorheen vlieg. Elke slag gaat moeiteloos. Dat gevoel houdt misschien één of twee banen aan, daarna wordt het zwaarder. Ik voel mijn armen, maar ook dat gevoel ebt weg. Uiteindelijk vind je een ritme en weet je met elke slag jezelf voort te duwen. Dat gemak waarmee dat gebeurt, vind ik nergens anders terug. Het gaat niet om plezier. Zwemmen is niet altijd leuk. Ik word moe, maar toch wil ik doorgaan.
Zwemmen is iets waarvoor ik intrinsiek gemotiveerd ben. En dat is waar het uiteindelijk om draait: het aanspreken van die intrinsieke motivatie in jezelf. Dat klinkt eenvoudig, maar ik denk dat het voor de meesten van ons, inclusief mezelf, ontzettend moeilijk is. Vooral als je de neiging hebt om anderen te pleasen, doe je misschien onbewust dingen voor anderen en dat moet je dan echt doen op wilskracht.
Wilskracht en discipline zijn belangrijk en brengen je ver, maar er is meer nodig. Het gaat om die innerlijke drijfveer, dat diepgewortelde verlangen dat je verder brengt, zelfs wanneer je moe bent. Het vinden van die kracht binnenin jezelf is niet altijd gemakkelijk, maar als je die vindt, overstijgt het elke vorm van plezier en geeft het je een doel dat dieper gaat dan oppervlakkig geluk.
Hoe je jouw intrinsieke motivatie vindt
Het vinden van je intrinsieke motivatie kan een uitdaging zijn. Ik geef je graag enkele tips die je op weg kunnen helpen.
Reflecteer op plezier: waar krijg je energie van? Waar word je blij van? Denk terug aan activiteiten die je vroeger graag deed en vraag jezelf af waarom ze je zoveel vreugde gaven. Probeer deze activiteiten opnieuw, zonder de druk van prestatie of verwachtingen.
Stel persoonlijke doelen: wat ga je doen met de rest van je leven? Bepaal wat je echt wilt bereiken, zonder te denken aan wat anderen van je verwachten. Breek deze doelen op in kleinere, haalbare stappen om je voortgang te zien.
Omarm moeilijkheden: begrijp dat niet alles altijd leuk hoeft te zijn. Moeilijke momenten kunnen je dichter bij je intrinsieke motivatie brengen. Zie uitdagingen als een kans om te groeien en te leren, in plaats van als obstakels.
Zoek inspiratie: kijk naar anderen die je bewondert. Wat kun je van hen leren? Wat heb jij met hen gemeen? Omring jezelf met mensen en verhalen die je inspireren en je energie geven. Ik hoorde ergens: bruistabletjes in plaats van zuigtabletjes.
Geef jezelf de ruimte om te ontdekken wat voor jou werkt, en vier kleine successen onderweg. Heb plezier!
Leuke post! Zelf herken ik het gevoel dat een sport teweeg kan brengen. Ik heb jarenlang wedstrijden gelopen, vooral lange afstanden. De "runner's high" is mij niet onbekend. Door studies, werk, kind, ... is lopen op een heel laag pitje komen te staan, maar nog steeds jog ik elke zondag zo'n 9 km. Weliswaar, veel trager als indertijd, maar het blijft mijn favoriete ontspanning.